jcmosselman.reismee.nl

De eerste maand in het Beloofde Land

Buongiorno Budapest

Budapest, stad van vele gezichten. Budapest, stad van arm en rijk. Budapest, de bruisende hoofdstad van Centraal-Europa. Inderdaad: de lulkoekclichés blijven niet enkel aan Parijs en Londen voorbehouden.

Dat gezegd hebbende, in weinig andere steden heb ik deze goedkope clichés zozeer tot hun recht zien komen als in Budapest. De eerste maaltijd betrof een halve vissenkom gevuld met goulashsoep, bedoeld als aperitiefje voor een risottomaaltijd van formaatje Italiaanse Alpen. Hoeveel een mens ook moge eten, toch is er altijd nog dat ene plekje in onze maag gereserveerd voor een klein nagerechtje. Dat nagerechtje wordt hier per verhuisdoos aangesleept. Maar ‘erst kommt das Fressen, und dann die Moral’: je zult de eerste keer schrikken van de asociale prijzen. 1500 voor dit alles? Koop je in Nederland een Suzuki Swift voor.

Gelukkig staat de wisselkoers gunstig, en krijg je voor 1 euro een stevige 320 Hongaarse forint. Geen Groupon of Socialdeal, zelfs geen zorgvuldig gespaarde kortingscouponnetjes die moederlief je toestopt als je weer richting studentenstad vertrekt: dat alles is niet nodig om hier rond te komen. Bovengenoemd driegangendiner bedraagt zo’n 5 euro. Dat is met inbegrip van een halveliter bier. Een dag niet gelachen is een dag niet geleefd. Vervang ‘gelachen’ door ‘gezopen’ en je bent een Hongaar.

Behalve de historisch lage prijzen is Budapest ook in andere opzichten een schitterende stad. Maar alvorens tot de zwamverhalen over te gaan, eerst een klein inkijkje in de historische achtergrond. Scroll rustig verder als je je tot de luchtigere zaken wil beperken. Vanaf het kopje ‘Een en al gezelligheid’ is de relevante informatie wel ongeveer verbruikt.

Hongarije, prooi van vele jagers

Het jaar 977 staat centraal in de Hongaarse geschiedenis. In dat jaar trokken zeven verschillende stammen het huidige Hongaarse grondgebied binnen en begonnen er nederzettingen te vestigen. Deze ‘Magyaren’ hebben het land de huidige naam gegeven, daar Magyar Hongaars is voor Hongaar (voelde je uiteraard al aan je water). Sindsdien is het gebied, zo ongeveer het meest centrale land van Europa, verschillende keren als speelbal verzeild geraakt in een strijd der titanen. De Russen hebben hun greep erop gehad in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog, een half millennium was Hongarije in handen van de Ottomanen uit het oosten. Het land viel net buiten de West-Europese geografische sfeer, en was daarmee een populair doelwit bij alle grote rijken die sinds zijn oprichting hebben bestaan. Maar op een gegeven moment keerde het tij, althans zo leek het.

Tezamen met Wenen heeft Budapest het kloppende hart gevormd van het Habsburgse Rijk, ofwel de Oostenrijk-Hongaarse dubbelmonarchie. Tot aan de gruwelen van het nazisme was dit het grootste rijk van Europa, waar de economie welig tierde en een verheven burgerklasse tot stand kwam: de bourgeoisie. Het einde van de negentiende eeuw, het ‘fin de siècle’, is de boeken ingegaan als een weergaloze periode. Paleizen en kerken werden uit de grond gestampt, bruggen gebouwd en bibliotheken ingericht. Het was een periode van welvaart en belangrijker: van onvoorwaardelijke vrede.

Alles veranderde met de komst van de Eerste Wereldoorlog. Men was eraan toe, het zou een ‘frischer und fröhlicher Krieg’ worden; tijd om een robbertje te vechten. De gevolgen zijn bekend. Onschuldige burgers sneuvelden in kansloze loopgraven, van vooruitgang was aan geen van de strijdende kanten sprake. Beide partijen maakten schandalige verliezen. Een verbolgen Duitsland bouwde voort op de resten van een verscheurde staat. Hitler greep de macht, bracht verbetering, besloot tot de aanleg van de Autobahn – en op de golven van dat succes werd met gezwinde spoed een huiveringwekkende ideologie ingevoerd. Geen tijd voor retrospectie, want een nieuwe wereldoorlog stond al voor de deur. Een oorlog die zonder twijfel nog diepere sporen heeft achtergelaten in de toch al smeulende resten van een continent dat tot kort daarvoor zo vredig had geleefd.

Tot zover de tragedie. Althans voor West-Europa, waar de Amerikaanse hulp tot een ongelooflijke wederopbouw leidde. Het Marshallplan was als een kapitaalinjectie in een noodlijdend bedrijf. West-Europa klom erbovenop en kon weer naar voren kijken. De drama’s werden erkend en de rouw sijpelde weg. Laat het volk weer vrolijk zijn en de oorlog vergeten. Blijf niet hangen in het verleden. Maar ondertussen bewandelden onze vele oosterburen een heel ander pad. Zo proactief als de Amerikanen ons steun boden, zo agressief werd Oost-Europa geboycot en genegeerd. Een tiental landen werd als feestmaal opgediend aan een Rusland dat zijn successen wilde opeisen. Hongarije, Polen, en alles oostelijk daarvan werd bevrijd – maar door de vijand. Zo’n twintig jaar later begonnen deze landen zich van de ijzeren vuist van Stalin los te wringen, in een dominospel van revoluties en opstanden. Vele duizenden mensen zijn vermoord tot die tijd. Het nazisme werd feilloos ingeruild tegen de communistische totalitaire staat. Er was geen vrijheid van pers, van meningsuiting of politiek beraad. Mensen waren bang, te worden verklikt door de buurman of de bakker op de hoek. De razzia’s waren verleden tijd maar de nieuwe aanpak ging zo mogelijk nog verder. Op een passief-agressieve manier drong Het Nieuwe Systeem door tot in de haarvaten van de burger. Diezelfde burger die in Nederland het einde vierde van een tijdperk dat nooit meer zou terugkomen.

Hongarije heeft een lange weg bewandeld, en zijn economie staat nog steeds in de kinderschoenen vergeleken met Duitsland of Nederland. De minimumlonen zijn voor ons ondenkbaar laag; een gemiddelde 24-jarige verdient hier amper meer dan de Nederlandse knul die op 16-jarige leeftijd het bestek gaat afwassen in een restaurant. Het verschil mag gerust een kloof worden genoemd. Budapest wordt met de dag populairder, en elk jaar trekken de universiteiten een groter aantal studenten aan. Ik leef hier als de koning te rijk, hoef de centen niet te tellen. Op hetzelfde moment trekken de Hongaren weg van de hoofdstad. De huurprijzen van centraal gelegen appartementen zijn in tien jaar zo ongeveer verdubbeld, en die trend lijkt het komende decennium niet te verzwakken. Het is nog geen Venetië, dat zijn glorieuze dagen heeft verpest door de tsunami’s aan toeristen. Daar is de stad te groot voor, en het toerisme nog te jong. Maar het crowding-out effect is zichtbaar, en geen positieve ontwikkeling. De toeristensector dijt met schokkende bewegingen uit, maar die voordelen blijven voorlopig tot een enkele sector beperkt.

Een vlucht naar het heden

Allemaal leuk en aardig, maar weinigen zullen zitten wachten op een gortdroge geschiedenisles. (Zo wel, dan is dat vreemd.) Eén ding moge duidelijk zijn: Hongarije is bezig aan een grote inhaalslag. De karavaan van Oost-Europa is op pad, de koers is gekozen. Maar totdat de inkomens worden vlot getrokken en de levensstandaard het westelijke niveau bereikt, is van Europese gelijkheid nog geen sprake. Na de val van de muur in 1989 heeft de toenmalige EU besloten tot opname van een tiental nieuwe voormalige Sovjet-landen. Landen, waaronder Hongarije en Polen, die daar nog lang niet aan toe waren. Landen waar ‘kapitalisme’ nog een gevaarlijk woord was en waar ‘competitie’ – het kernbegrip in elke economie – een holle frase was. Het vergt tijd en verdergaande coöperatie binnen de EU voordat het stigma van de Oost-Europeanen als tweederangsburgers verdwenen is. In de ideale situatie zijn de enige verschillen nog van culturele aard, en is er geen afhankelijkheidsrelatie meer. Zoals Van Kooten en De Bie het al formuleerden: geen gezeik, iedereen rijk.

En dat is een belangrijk begrip voor wat dezer dagen heel Europa in zijn greep houdt: de vluchtelingenkwestie. Viktor Orbán, premier van Hongarije, is de grote boosdoener in het verhaal. Een muur bouwen om het land, ben je helemaal betoeterd? Middeleeuwse toestanden! De experts verdringen zich om het hardste te roepen dat dit niet de juiste aanpak is, en gelijk hebben ze. Maar een gesprek met Hongaren wijst wel op pijnlijke waarheid: dat een grote meerderheid zich achter de woorden van hun leider schaart. De Hongaren kijken met argusogen naar de volkeren die het in de afgelopen weken op hun hoofdstad hebben gemunt. Lang niet allen, natuurlijk niet; de humanitaire initiatieven zijn talrijk en je zult weinig studenten ronduit horen zeggen dat Orbán volledig gelijk heeft. Er is ruimte voor nuance. Maar Orbán maakt niet zo impopulair als we zouden mogen verwachten.

Een warm applaus voor de hartverwarmende woorden van Angela Merkel en haar verwelkomende gebaar. Een goede zaak, dat wij het als een politieke misstap betitelen om openlijk op de vluchtelingen te vitten. Dat het een Duits probleem is, aldus Orbán – dat kan enkel een Wilders zeggen die zich doorgaans vooral op een gepensioneerde en verbitterde minderheid in de samenleving kan verheugen. Vol is vol? Sterk argument, maar daar kopen we niks voor. Eenieder die de moeite neemt zijn verstand te gebruiken, al is het maar gedurende een minuut, kan zich indenken dat we juist in een land wonen waar alle ruimte is voor opvang. We kunnen het ons permitteren, maken deel uit van een fijnmazig sociaal vangnet en bouwen allen gestaag een pensioen op. Inderdaad heeft de overheid de afgelopen vijf jaren bezuinigd en gesnoeid, in ‘onze’ pensioenen en ‘onze’ banen. De tijd voorafgaand aan rampjaar 2008, toneel van een instortende kapitaalmarkt en kelderende huizenprijzen, was rooskleuriger en onbezorgder. Maar als land zijn we uitstekend in staat een klap als deze te dragen, zelfs al zijn we nog lang niet helemaal hersteld.

De voornaamste reden voor het lokale negativisme hier in Budapest is precies dat waarom ik me als toerist zo in mijn handjes knijp: de onwaarschijnlijk lage prijzen. Samen met de lonen is ook de algehele levensstandaard in Budapest lager, en in de rest van Hongarije vele malen lager dan wij gewend zijn. Waar Budapest in de bovenste 20% verkeert van meest ontwikkelde gebieden in Europa, zit het leeuwendeel van dit land in de allerlaagste 20%. Een ongelooflijk contrast van arm en rijk. De Hongaarse studenten die ik ben tegengekomen behoren tot de ‘happy few’ die in Budapest woonachtig zijn, en daar kunnen studeren. Maar ze hangen niet de vlag uit. Ze kennen de statistieken en weten dat Budapest mijlen voorligt op de rest van het land. Hongarije hobbelt erachteraan.

De Hongaren kunnen het zich, simpel gezegd, niet zo gemakkelijk veroorloven om nog meer monden te voeden op kosten van de staat. Zelfs al zijn de redenen van vluchtelingen meer dan legitiem, menselijk, en universeel. Solidariteit gaat door het hart, maar een rommelende maag kan het hart soms overstemmen.

Daar komt bij dat het land relatief weinig ervaring heeft met immigranten. Waar Duitsland al toe is aan de derde, vierde generatie Turken en we in Nederland na de Tweede Wereldoorlog verschillende Afrikaanse en Aziatische volkeren hebben gehuisvest is Hongarije toch vooral heel Hongaars. Het duidelijkste experiment met immigranten heeft, cru gezegd, jammerlijk gefaald: de Roma’s die hier met duizenden aanwezig zijn, vielen ook als eerste ten prooi aan conjunctuurschommelingen en overheidsbezuinigingen. Van totale acceptatie is tot op heden geen sprake: veel zwervers zijn Roma’s, en de term ‘gypsies’ om de bevolkingsgroep aan te geven heeft alles behalve een positieve lading. De Roma’s zijn als het jengelende kind dat telkens tegen het been van zijn vader schopt, zo lees je tussen de regels door.

Een andere reden is dieper geworteld in het Hongarije anno 2015. Er is doorgaans maar één zondebok, en de zondebok van WOI en WOII is Duitsland. Het jodenthema, fout zijn in de oorlog, is ook in Frankrijk en andere geallieerde landen nog lange tijd gevoelig geweest. Maar dat is een goede zaak: never waste a good crisis; pas wanneer er een nationaal gedragen onbegrip komt voor de misstanden in de beide ‘Grandes Guerres’ kan het verleden werkelijk tot het verleden gaan behoren. Dat is dan een pijnlijke en dramatische les, maar wel een les. Hongarije is na Duitsland en Polen de aanvoerder geweest wanneer het aankomt op de lugubere eer van landen die aan de meeste joden het leven heeft gekost. Er zijn veel initiatieven geweest ter bescherming van deze bedreigde groep, dit opgejaagde wild. Maar in totaal zijn hier angstaanjagend veel joden een dood gestorven in de concentratiekampen of tijdens vergeldingsacties. Het grote verschil met Duitsland is de nasleep ervan: Hongarije heeft ook zijn musea ter nagedachtenis, maar er is niet openlijk schande gesproken over de oorlogsterreur; er zijn geen kopstukken door het stof gegaan en een nationale excuses is er niet geweest. De oorlog is geen open wond, misschien is hij genezen, maar er is geen echte aandacht aan besteed. De wond geneest vanzelf wel.

De weinige positieve elementen van schuldgevoel en schaamte zijn deze: de walging om iets soortgelijks nog eens te verrichten en door te maken, de voorzichtigheid om ooit nog een vergelijkbaar traject te bewandelen. En ook de morele verplichting om zoiets met alle macht te voorkomen. Wij gunnen het niemand meer om een leven te leiden zoals de joden dat hebben gehad, omdat we doordrongen zijn van de onmenselijkheid daarvan. We proberen goed te maken wat we kort geleden, een halve eeuw, nog zo verschrikkelijk fout hebben gedaan. Duitsland verwelkomt zijn ‘nieuwe landgenoten’ met open armen, de kranten tonen foto’s van een moeder die haar baby draagt. Het discours is constructief en boegeroep is voor proleten. Niets daarvan in Hongarije, waar de vluchtelingencrisis een kwestie is van jonge bebaarde mannen die tijdens hun meelijwekkende tocht door Europa blijkbaar wel de tijd en het geld hebben om op hun smartphone te klooien. Het beeld is negatiever, de heersende opinie navenant. Het zou een zwaktebod zijn om te proberen de parallel te trekken met nazi-Duitsland, maar er zijn gelijkenissen. Individuele initiatieven ter ondersteuning van de nieuwkomers zijn er in overvloed, maar het land als geheel? Dat zit er niet op te wachten. L’histoire se répète, en gezegdes doorgaans ook: erst kommt das Fressen, und dann die Moral. De rommelende maag voert de mond aan, en het hart komt later weer aan de beurt.

Een en al gezelligheid

Afijn, achter de wolken schijnt toch altijd de zon. Het is goed om aandacht voor de situatie te hebben. Zonder begrip geen noodzaak om te veranderen, zonder vuurtoren geen reden om de koers van het schip te wijzigen. Het plaatst mijn verblijf in een breder perspectief, en maakt een conversatie met Hongaren geen protoypisch toeristenpraatje over hoe ongeloof tof en mooi hun land toch is. Heeft de mevrouw van het Intercultural Awareness-college toch nog haar gelijk gekregen.

En dan nu weer terug naar de trivialere zaken van mijn verblijf. Ab uovo, vanaf het kersverse begin.

De reis begon in een hostel dat als ‘gezellig en gemoedelijk’ te boek staat. Daar is niets op af te dingen, tenzij je niet houdt van een twaalfpersoonskamer waar eigenlijk niet echt ruimte is voor de laatste zes personen. Maar mijn schietgebedjes tijdens het boarden voor de WizzAir-vlucht hebben goodwill gecreëerd bij de almachtige Schepper: de twaalfpersoonskamer in kwestie was slechts door een tweetal andere eenlingen bewoond. Tijdens een goed gesprek met de Fransman in het gezelschap (“Ah oui, baguettes et crèpes etcetera, c’est bon”) kwam daar het andere kopje om de hoek koekeloeren. Een landgenoot, wat zeg ik? Een rasechte mede-Tilburger, Max is zijn naam. Eendracht maakt macht. In dit geval maakte een gedeelde afwezigheid van slaap een vruchtbare voedingsbodem voor entertainment. One does not simply sleep on his first day in Budapest; dat rammelende motto indachtig besloten we ons in het stadsgedruis en het stadsgespuis te mengen. Twee uur later wierp ik een blik over de stad: wat een machtige metropool. Geen perfect gesoigneerde skyline, van een keurige architect uit een keurige wijk in het keurige Wassenaar. Ook geen door totale chaos en wanordelijke incompetentie gedomineerd stadsgezicht. Naast de goulash hebben de Hongaren ook wat bouwstijl betreft wel smaak. Romeinse dichter Horatius zou trots zijn: dit volk weet wat de Gulden Middenweg is.

In veilige handen

Al ruim voor vertrek stroomde mijn mailbox vol. Spijtig, alweer niet het langverwachte evangelie van de Postcodeloterij. Had graag eens die 84 pakken stroopwafels gewonnen, of anders wel het ‘voor u speciaal geselecteerde’ bloemboeketje. 10 miljoen had ook gemogen.

In plaats daarvan wel allerlei informatie van de universiteit en ESN, de internationale studentenvereniging met een Hongaars filiaal. Inhoud volgt de vorm, zo moeten de Hongaren hebben gedacht: ongeacht het onderwerp van de mail luidde de titel ‘VERY IMPORTANT INFO’. Elke mail werd uiteraard ook bijgestaan door een vijftal uitroeptekens. Om alle eventuele twijfel toch maar weg te nemen over de enuuuurme urgentie ervan. Uitroeptekens, de gummiknuppels der machtelozen.

Beetje flauw. Het is natuurlijk hartstikke prettig te weten dat men zich over je ontfermt, dat je terecht komt in een gespreid bedje. Een bedje dat – als het even kan – niet op een twaalfpersoonskamer staat in een hostel dat tot twee jaar geleden diende als opslagplaats voor slachtvee. Prettig ook om een persoonlijk aanspreekpunt te hebben, in die enge grote nieuwe stad. Aldus ontving ik ook een mail van mijn zogeheten Tandem-partner, mijn contactpersoon ter plaatse. Hij of zij zou me aan de hand nemen in het prille begin, om me wegwijs te maken en van solide tips te voorzien.

Die mail ging ongeveer zo: “Beste Jerôme, ik ben het komende jaar je tandempartner. Zin om binnenkort kennis te maken? Ik ben overigens in de Verenigde Staten tot 16 oktober. Doei!” Tot zover de goeie intenties. Maar vliegen leer je niet zonder je vleugels te gebruiken. Dus even naar de KFC voor een portie chickenwings.

First things first

Het inburgeringsproces van de nieuwe stad liet ik niet te lang op stapel liggen. Al was het maar omdat het hostel overdag nog muffiger was dan laat in de avond. Op de tweede dag na de landing dus de camera in de broekzak en de avontuurlijke schoenen onder gebonden; allons-y, met frisse zin op pad. Een vos verliest zijn haren maar niet zijn streken. Ik verlies mijn vitaliteit, maar niet de wens om even auto’s te spotten. Ik weet niet waarom, maar de goden waren me gunstig gezind. Ik was amper neergestreken voor het Four Seasons of er ontvouwde zich een levensechte droom voor mijn ogen. Een bontgekleurd en opzichtig paraderend konvooi van ’s werelds meest exclusieve automobielen trok aan me voorbij. Jan met de pet, maar ook the girl next-door: allen poseerden ze met de blaffende Lamborghini’s en snerpende Ferrari’s. Ik spreek met de bestuurder van een schreeuwend chroomgroene Ferrari 458. Gevraagd naar de insteek van het hele circus antwoordt hij zonder veel gevoel voor ironie: “Je zou kunnen zeggen dat dit een beetje de discrete variant is van al die grote rally’s in de wereld, zeg maar net wat meer incognito”. Juist ja, en nu snel even een glaasje bubbels voordat ik mijn discrete roze loafers uittranspireer. “Schat, je vergeet je Prada!” Zwaar leven.

Zo’n twintig auto’s telde ik, en wat erop volgde was een aanstormende menigte van collega-spotters. Zoals die rotte fruitvliegjes die hun weg op mysterieuze wijze altijd naar een beschimmelde peer weten te vinden. Een gezellig evenement wel hoor, altijd een goeie gelegenheid om vrienden te maken; elleboogje hier, beetje pootje lappen daar. “If your pictures aren’t good enough, you just aren’t close enough.” Aldus Robert Capa, de oorlogsfotograaf die zijn leven verloor op een landmijn. Hij kleurde buiten de lijntjes, en dat konden de lijntjes niet waarderen. Maar niets van die wereldse beslommeringen vandaag. Vandaag heb ik genoten van het aardse paradijs. Today was a good day.

Heimwee

Er zijn twee zaken die de Hongaren niet echt hebben begrepen. De eerste is hoe je een taal bouwt. Van de vele talrijke opties die deze globe rijk is, mag het Hongaars toch wel als lijstaanvoerder van ‘ondoorgrondelijke spraaksystemen’ worden beschouwd. De afgelopen veertien dagen waren amper genoeg om een drietal essentiële kreten te beheersen: hallo, bedankt en proost. Bier heeft gelukkig een vergelijkbare klank, waardoor je aan deze drie woorden genoeg hebt voor een uitstekende avond. Maar toch. Nederlanders kun je veel verwijten. Een intens verrot treinenstelsel. Het eeuwige gemekker over het weer. De gierige koopmansmentaliteit. Maar ‘proost’ maakt het leven vele malen makkelijker dan het Hongaarse ‘egészségedre’. Egé-szsége-dre. Niet. Te. Doen.

Het tweede is een vorm van vrolijkheid. Nu zit niemand te wachten op een overmatig energieke vijftigplusser. Of die jongen die alles in zijn leven als ‘uitdaging’ beschouwt, immers ‘elk probleem is overkomelijk’. Nee. Soms wil je gewoon even boos zijn op de wereld. Je bed niet uitkomen. Pizza bestellen ook al heb je al heel veel pizza gegeten (#internetgekkies). Maar vrolijkheid kan uit het hart komen, óf het kan functioneel zijn. Soms is dit functionele een heel goede reden om de beide mondhoeken even omhoog te doen krullen, al kost het nog zoveel moeite. Ook een functionele glimlach maakt het leven prettiger.

Wanneer je hier een broodje gaat halen is van vrolijkheid geen enkele sprake. Wanneer je de weg vraagt, wordt weer pijnlijk bevestigd wat je eigenlijk al weet: ik ben een domme toerist. De portier bij de universiteit staat je te woord, maar in de eigen taal. Waarom de moeite doen? De enige universele taal op deze globe, de taal van de liefde, wordt hier op alle mogelijke manieren vermeden. En dus druip je beschimpt af naar het thuisfront. Dolend dwaal je door de eenzame straten van een veel te grote stad. Ik heb eigenlijk nooit last van heimwee gehad. Maar de mensen ze slapen, de wereld gaat dicht. En dan denk ik aan Brabant, want daar brandt nog licht…

Location location location

Budapest is verdeeld in een veelheid aan districten. Niet zozeer de precieze straat, als wel het nummer van je district is relevant in de queeste naar een kamer. Zit je graag dichtbij de uni? District 7 en 9 zijn geschikt. Kruipafstand van de grote clubs? Kijk naar district 5 en 6. Cursus zelfverdediging op zak? Zin in goede gesprekken van mevrouwen die, jeetje wat een pech, verdwaald zijn en graag met je mee naar huis gaan maar helaas slechts een minijurkje dragen dus of je ook even een taxi bestelt? Altijd al het gevoel van de ware getto willen hebben? District 8 is voor jou weggelegd. Daar ben ik dus voor gegaan.

Aldus de verwende Nederlander met het vizier van een garnaal. Bepaalde straten genieten niet direct de voorkeur voor een nachtelijke escapade, tenzij je Badr Hari bent, maar voor het overige is ook dit een nette volkswijk. Met name het westelijke gedeelte daarvan: op steenworp afstand van de Donau en de uni, pal aan een metrostation en binnen luttele minuten in het hartje van de historische binnenstad.

Het openbaar vervoer is een waterdicht systeem. Geen blaadjes op het spoor of bevroren bovenleidingen: gewoon een overzichtelijk complex van waaruit je zelf tot de diepste krochten van de stad kunt doordringen. Denk wel aan je vervoersbewijs. In termen van controle en sancties is Budapest nog steeds het communistische bolwerk van de jaren vijftig. En dat heb ik aan den lijve ondervonden: de tweede dag kenmerkte zich door een verrassend gesprek met twee Hongaren. Twee echte ‘locals’, waar de reisgidsen zo graag van reppen, die me alleraardigst naar huis dirigeerden toen ik van geen windrichting weet had en mijn mobiel met vervroegde nachtrust was gegaan. “Just take the metro here. No ticket, they never check here. You only go one stop to Astoria.” Heenreis: perfetto, no problemo. Maar juich niet te vroeg: je mag er dan wel in zijn geslaagd de metro te zijn betreden, zo makkelijk heb je Het Systeem nog niet afgeschud. “Ticket please”. “Uhmm mercy please?” De empathische vermogens van een loden deur, dat is een noodzakelijke eigenschap om te overleven als controleur. Want het is een pure kwestie van geld verdienen. Een boete uitschrijven is dan ook een gelegenheid om je over te verheugen: kwestie van de bonus binnenharken. Ook hier kennen ze targets, zo verraadde al wel de minzame grijns van de man aan wie ik mijn fortuin diende af te staan. 8000 HUF, een kleine 30 euro, dat doet pijn: zes avondmaaltijden met bier, of tweemaal een dagtrip naar een der vele plaatselijke badhuizen, of drie nachten in een twaalfpersoonskamer. Eeuwig zonde, maar gedane zaken nemen geen keer. Wel weet ik nu dat Hongaren niet te vertrouwen zijn.

Kladderadatsch

Een doodzonde van de bovenste plank: na een stapavond even de Burger King induiken. De hamburger-index is hier namelijk precies zoals in Nederland. Dus toch geen derdewereldland, dat Hongarije. Afijn, dan maar een dampende kipwrap met honingmosterdsaus, vlug terug naar buiten om de mistige dauwdruppels te proeven en de hoofdstad te zien ontwaken. En daar gaat het mis. Blaha Lujza Ter, het plein voor de Burger King blijkt een door zwervers geteisterd roversnest te zijn. Geen gewapende overvallen of drive-by shootings – zo erg is de getto hier ook weer niet – wel een schouwspel van wat slechts het predicaat van ‘intense sneuheid’ verdient. Een aanblik die mijn archieven in zal gaan als een bestiale banaliteit in de duistere regionen van de laagste sociale klasse. We aanschouwen een zwerver die vredig zijn slaapplek op een muurtje heeft ingenomen. Pais en vree, het zou een scène uit de Paaspsalms kunnen zijn van onze Roomse Jezus. Maar er zijn kapers op de kust: een andere zwerver nadert. Hij inspecteert; de oogleden zijn gesloten, deze concullega ligt daadwerkelijk te tukken. En daar gaat de hand: wriemelend in de broekzak van de Vredige Slaper gaat een meedogenloze boef er met de buit vandoor. Die buit mag er zijn: een drietal sigaretten wordt voor onze waterende ogen ontvreemd. Faith in humanity: lost. Welkom in de echte wereld. Het is jagen of gejaagd worden.

De volgende ontdekking is van een vrolijker aard: je hoeft niet naar Alanya of Antalya voor de goedkope baklava. Het vertederende gebakje, houdbaarheidsdatum oneindig, kun je voor een schamele 150 forint op de kop tikken. Een is geen, dus twee kleine gebakjes voor een euro. ‘Dit is de leven, en je weet dat dit de leven is.’ De gruwelen van even daarvoor zijn snel vergeten. Ware liefde gaat door de maag.

Royale palazzo’s

Het appartement. Vanaf 2 september nam ik daar mijn intrek, van tevoren even een kijkje nemen om zeker te weten dat van oplichting geen sprake is. Eerder deed een beteuterde Georgiër zijn beklag: dat hij op het punt stond zijn contract te tekenen voor wat een schitterend appartement leek te zijn, samen met twee andere nieuwelingen die hij hier had leren kennen. Maar toen kwam de aap uit de mouw: de woorden ‘fully renovated’ bleken meer op toekomst dan op heden te slaan. De bouwval had nog net wel een plafond (lekkend) en een vloer (op bepaalde plekken). Voor het overige was van faciliteiten anders dan een voordeur geen sprake.

Toch hoef je er je hand niet voor om te draaien om in deze stad als een koning te leven. De huurprijzen liggen op het niveau van een Tilburg of Eindhoven, maar dan met de grandeur van Amsterdam en het megalomane van een Romeinse spa. Appartementen zijn veelal ingericht in schitterende gebouwen uit de hoogtijdagen van het Habsburgse Rijk. 350 euro bedraagt mijn maandelijkse huur, met 6 huisgenoten van verschillende nationaliteiten en een kamer van ruim 20 vierkante meter. Uitstekende ligging (in de getto) en met een toeschietelijke huisbaas. “Hij koopt bijna alles voor ons”, aldus de Duitse huisgenote. “Vorige week verzocht ik hem om een keukenmixer te kopen”. Ze wijst naar een fonkelende witte blender: “Daar deed hij niet moeilijk over”.

Daarentegen doen de Franse huisgenoten wel bijzonder moeilijk, over God en liefde en de dood. Een ruzie is het zelden maar daar schuurt het telkens tegenaan. Alles is drama, komedie en tragedie; een conversatie duurt algauw driemaal de gemiddelde powernap van iemand die een week geen oog heeft dichtgedaan. En o wee als je ze interrumpeert tijdens de intriges: alsof je Medusa in levenden lijve aanschouwt, zo indringend zijn de ogen van de Franse huisgenote wanneer ze je vriendelijk wijst op de uitgang.

Eén grote warme groep dus, dat huis. Dom idee om voor te stellen dat we best het zogeheten Wiebetaaltwat kunnen gebruiken, de Nederlandse ondersteunende website voor alle studentenhuizen en vriendengroepen. “Non, nous préférons du papier”. Innoveren doe je maar in je eigen land.

Alvorens de ogen te sluiten en schaapjes te tellen is het dan ook een aanlokkelijk beeld om even naar 1789 terug te blikken, de bestorming van de Bastille. Het Franse bastion van een drietal raaskallende Fransozen blijft even wennen, fijn idee om dat met de grond gelijk te kunnen maken. Gelukkig is er dan nog het Italiaanse temperament dat door een andere huisgenote wordt vertolkt. “What do you know about Italy?”, aldus haar vraag aan mij. “Well, pasta e pizza e Cornetti”. “Ma vaffanculo! [optyfen gauw]”. Een vruchtbaar eerste gesprek, dat moge duidelijk zijn. De kersverse huisgenoot uit Jordanië voegt gelukkig een andere smaak toe aan de mensenmix. “Hi I’m Jerôme, nice to meet you”. “Hi I’m Hassan, nice to meet you Jack.” “No Jerôme.” “Okay, Jack.” In eerste instantie hield ik rekening met mijn matige articulatieskills maar vervolgens ging hij de andere huisgenoten af. Lydia noemt hij steevast Judith en de Franse Jean heet eigenlijk Joe, maar dat weet Jean zelf nog niet. Italiaanse signora Guendolina is überhaupt onuitspreekbaar; dan maar geen gesprekken met haar. Deze ‘Judith’, die overigens ook wel Julia wordt genoemd of gewoon ‘J’ – want de J lijkt toch aardig op de L van Lydia – is vaak aanwezig in huis. Niet zonder reden: als conservatoriumstudent speelt ze meer uren viool dan ik op een dag wakker ben. Een aangename verrassing, elke dag weer. In plaats van de Boten Anna-ringtone op mijn mobiel, maximaal volume, is het toch hartverwarmend om met een opus van Bach te ontwaken. Bij gebrek aan energie om het huis te verlaten is dan ook geen enkele straf om even in de woonkamer bij zinnen te komen. Het leven is aangenamer met op de achtergrond een liveconcert.

Behalve dat zijn er best wat voordelen aan een Duitser als huisgenoot. Vooral dezelfde soort humor, want onze eigen grappen over de Duitsers zijn doorgaans precies dezelfde als die van de oosterburen over ons. Wat doet een Hollander als hij het WK heeft gewonnen van Duitsland? Hij zet zijn PlayStation. Net zoals we de Duitse taal doorgaans beschouwen als een vreselijk autoritaire aaneenschakeling van onnavolgbare woorden, zo moet Lydia oprecht lachen wanneer een Nederlands telefoongesprek voer. Dan zeg ‘Schmetterling’ en ‘Geschwindigkeit’, en we staan weer quitte.

De grenzen verleggen

Het is, kortom, een gemengd gezelschap in huis. En dat is prettig. Deze biotoop heeft ondertussen al tot vruchtbare ideeën geleid: om in een Italiaans restaurant te tafelen en een Arabische film te kijken. Op het moment van schrijven is het de dag voordat we naar Wenen en Bratislava gaan, een idee van Hassan die in Wenen zijn paspoortaanvraag moet indienen. Om een mij volstrekt onduidelijke reden, maar dat is niet relevant.

En het blijft niet beperkt tot die twee steden. Met een groep van volslagen vreemden en enkele bekenden zijn we afgereisd naar de schitterende stad Krakau, de culturele hoofdstad van Polen en terecht geroemd om zijn idyllische sfeer. 100 man in een bus, negen uur noordwaarts, en 100 man die een compleet nieuwe ervaring tegemoet gaan. Hit the road Jack. Dit zijn de mooiste weekenden van mijn verblijf in Budapest, en een van de hoofdredenen om voor deze stad te kiezen. Het hart van Centraal-Europa is een uitstekende springplank naar andere onontdekte oorden.

Al blijft het wel oppassen geblazen. In Krakau trok ik op met Max en twee Duitsers die we in de eerste week van het verblijf hadden leren kennen. Twee tegen twee dus, een gebalanceerde groep om de nationale discussie nog eens aan te gaan en op elkaars onvermogens te foeteren. Al gaat dat na enige tijd wel vervelen. Aangekomen in Krakau pleuren we de koffers in de kamers en trekken erop uit. De prijzen zijn niet mals, het kalfsvlees gelukkig wel. We zitten in een ‘typische Pools authentiek origineel’ restaurant, enkel voor locals enzo, en krijgen daar een heerlijke maaltijd voorgeschoteld. Honger maakt rauwe bonen zoet, en een kalfsstoofpotje nog zoeter.

De club die we vervolgens betreden is ronduit teleurstellend. Verrassend teleurstellend, om er toch een positieve draai aan te geven. Gelukkig hoeven we maar een uur te wachten in de vrieskou – landklimaat hè – en is de garderobe bemand door een eenling die al ten minste 20 minuten ervaring heeft. Het is altijd makkelijk om te klagen, en waar gaat het nou helemaal om? Pure luxeproblemen. We halen vier biertjes en vier shotjes, het startschot voor een mooie avond en een sterk staaltje integratie in de Poolse gewoontes. Pas dan komt de ware deceptie: een halveliter bier heeft de astronomische prijs van 3 euro (dat is veel) en een shotje Sambuca, dat toch al niemand voor zijn plezier dringt, is een stevige 4,50 euro. Vandaar dus dat er een pinautomaat bij de wc staat.

De pret wordt niet bedorven, want ondertussen bestaat er ook zoiets als plekken waar je echt heel goedkoop kunt drinken. Tegenover de club bijvoorbeeld, waar alle wijnen, bieren en shotjes voor een enkele euro te verkrijgen zijn. De ware ‘feeling’ is het niet, maar bijna kosteloos kunnen drinken met uitzicht op de club komt toch wel in de buurt van het clubgevoel.

De dag erna begint vroeg. De nacht is kort en de dag bijzonder lang. Een overenthousiaste stadgids maakt duidelijk dat er voor slaperigheid geen ruimte is. Slapen is voor apen. We worden aan de hand genomen langs de prachtige bouwwerken van het Poolse bolwerk, dat ruwweg tot de negentiende eeuw een imposant rijk in het toenmalige Europa heeft gevormd. Bovenop de berg horen we het verhaal over de draak van Wawel, een ontzagwekkende gedaante die zijn taak als beschermer net wat te letterlijk nam. Vele mensen werden verslonden en van een goedheiligman veranderde hij in de personificatie van totale terreur. De oplossing was evident: voer hem elke dag een maagd en hij komt er wel bovenop. Quod non. Maar aan inventiviteit geen gebrek: een David verrees uit het gezelschap der burgers, en leverde een lumineuze oplossing. Voer hem daarentegen een schaap dat met giftige gassen is gevuld, kebab en shoarma bijvoorbeeld en andere sulfaatrijke materialen, presenteer het de draak en hij zal een genadeloze dood sterven. En zowaar: het werkte. Wat restte was pure euforie en een bevrijde stad. (De volgende bevrijding zou twee eeuwen op zich laten wachten.)

Behalve een toegankelijke taal en vriendelijke uitstraling ontbreekt het de Hongaren ook aan punctualiteit. Een eigenschap die ik kan waarderen, al is het maar omdat niemand gelooft dat ik Italiaanse wortels heb en ik derhalve uit culturele overwegingen altijd laat kom. Haastige spoed komt zelden goed, maar de Nederlanders zijn een tijdbewust gezelschap. Heel vermoeiend.

Toch deed de organisatie van de trip daar moeiteloos nog een schepje bovenop. De verwachte aankomsttijd in Budapest was 1 uur ’s nachts, pal voor het machtige treinstation van Nyugati Palyaudvar – het podium van de vluchtelingencrisis in de stad. Wat denk je? Aankomst om halftwee? Een uurtje later wellicht? Niets van dat alles. Stipt om halfeen besluit de buschauffeur tot een pauze van 45 minuten, jawel, waarin iedereen nog even de benen kan strekken. Op dat punt hebben we nog zo’n 100 kilometer te gaan. Het ochtendgloren is al bijna zichtbaar als we de thuisbasis weer bereiken. Maar het was mooi, het was erg mooi. Eind goed al goed.

Hollandse avond

De enige ware kosmopoliet is de zee, die zonder omhaal alle grenzen overschrijdt. Een goede reden om de expansiedrift wat in toom te houden, een goede reden voor een lekker Hollands avondje. Althans: ‘lekker’ voor degenen wier hart en passie en volledige ziel in de nobele sport van het voetbal is gelegen. Tim, een landgenoot wiens passie voor de balsport vergelijkbaar is met die van mij voor rollend materiaal, gaf me gelukkig een korte tutorial: Louis van Gaal is coach van Manchester United, Cocu geeft leiding aan PSV. En hoe zit het dan met München, waar ze nu tegen spelen? Neen, “MUN” is geen afkorting van die grote Duitse club. Verwarring alom.

“Lekker bezig Memphis!” Een van beide spelers wier naam ik tijdens de wandeltocht naar de Ierse pub had onthouden, een rustieke supporterstent met on-Hongaarse prijzen – meer dan 2 euro voor een biertje? Dan ben je op de verkeerde plek – was gelukkig met regelmaat aan de bal. Een domper aan het begin: de Engelse planten hun eerste doelpunt, maar tot mijn geluk wel door de gouden voeten van Memphis. Kan ik tenminste input leveren. De aanmoediging blijkt echter wat verkeerd te vallen. ‘Memphie’ is weliswaar een Nederlander maar speelt nog steeds wel voor de tegenstander. Ach so. De vrije markt blijkt maar weer eens akelig complex te zijn.

Nog los van het feit dat mijn gedachten afdwalen naar het nabijgelegen pand der Four Seasons, broedplaats voor autoliefde en een vertrouwde plek waar ik elke dag per toeval even langs loop, op doortocht uiteraard en telkens zonder voorbedachten rade – even los daarvan maken mijn oogleden duidelijk dat het tijd is om vanavond de batterijen te herladen. Krachten sparen, terugzakken en wat defensiever spelen; de derde helft laat ik ditmaal aan me voorbijgaan. Reculer pour mieux sauter; morgen is er weer een dag.

Begin van het einde

Vroeg of laat komt de waarheid boven water. Vaak is dat in de vorm van een boemerang, waarvan je je de worp niet meer kon herinneren. Maandagmiddag om halftwee was zo’n moment. De Duitse metgezel Maurice belt om te vragen of ik mee naar de Matthiaskerk ga, om vanuit daar het wonderlijke Hongaarse landschap te aanschouwen. Mooi idee, “supertoll”; wanneer je een gehele stad kunt overzien geeft dat ook weer eventjes de illusie van een soort overzicht in het leven als geheel.

Die waarheid bestond uit een ander evenement diezelfde dag: mijn eerste college van 08u ’s ochtends, dat in mijn geval slechts in dromenland heeft plaatsgevonden. Living on the edge heeft zo zijn prijs. De slaap deed me deugd, en het vak blijkt bij nader inzien niet de moeite waard te zijn. Twee vliegen in één klap. Ook zonder een dagelijks gebed tot God of JAHWEH is het mogelijk om een bepaalde mate van positieve karma op te sparen. Snel door naar de Matthiaskerk.

Een tweede kans volgt de dag erna. Alle colleges voor 12u ’s middags zijn in gelijke mate dodelijk, dus dan maar de guillotine meteen onder ogen zien. Gelukkig is het vak zo enerverend: het falsificatieprincipe van Karl Popper zet toch stevig aan tot nadenken. De geest is gewillig maar het vlees is zwak; de maag is gewillig maar de oogleden gesloten. Dit college is geen winnaar.

Woensdag is het tij gekeerd. Midden in de nacht opstaan om het college van opnieuw 08u ’s ochtends te halen; deze keer lukt het zowaar. Sportiviteit wordt beloond, want de onmogelijk uitspreekbare vaknaam is zowaar echt boeiend. Globalization of Economics from the Perspective of the Central European Economies – je kent hem wel. Na afloop van dit gebed zonder einde wacht een vak waarvoor hopelijk de inspiratie is opgegaan aan de inhoud. De naam is daarvan namelijk niet de oorzaak, tenzij Multilevel Governance in staat is je nekharen overeind te doen laten staan. Hier is dat niet het geval.

Een lekker kippetje brengt soelaas. De universiteit valt van alles te verwijten – enige vorm van communicatie bijvoorbeeld – maar het inpandige cafetaria maakt veel leed goed. Na zorgvuldige verwijdering van de obligate decoratie, lees slablaadjes en tomaatjes en augurkjes en andere opsmuk die schattig genoeg klinken om de kliko ermee te voeren, resteert nog een zeer overzichtelijke en appetijtelijke entiteit met de zeer overzichtelijke en appetijtelijke titel ‘kip’. De maaltijd is eenvoudig doch voedzaam, zoals Ollie B. Bommel dat placht te zeggen. Het broodje is verschalkt, de dag kan beginnen.

Veel geblaat, weinig wol

En dat was het einde van mijn spreekbeurt, ik hoop dat jullie er allemaal iets van geleerd hebben.

Ja ja, precies. Tot zover mijn leven in de afgelopen maand. De volgende verslagjes zijn wat korter van aard zijn en derhalve beter te behappen. In een bondige slagzin samengevat is mijn verblijf tot dusver ‘eigenlijk in principe, best wel wauw’. Het leven moet geleefd worden alvorens erover te kunnen schrijven; vandaar dat ik ook niet te vaak als een kluizenaar achter mijn laptopje met gepijnigde vingers de woorden op papier wil zetten. Na de eerste weken zijn de golven wel bedaard en weet ik één ding zeker: dat ik van de keuze voor Budapest geen spijt zal krijgen. Het feit dat je voor 10 euro een mooie avond kunt beleven; het feit dat je voor 5 euro een driegangendiner verslindt; het feit dat je voor 1 euro toch altijd de McDonald’s nog kunt raadplegen… De universiteit die behalve van de buitenzijde schitterend is ook een hele batterij aan capabele docenten herbergt (en smakelijke broodjes kip)… De aanwezigheid van openbaar vervoer waar je met de slechtste bedoelingen geen kwaad woord over kunt spreken, tenzij je doodvermoeid kunt worden van potverdomme 2 minuten wachten op de tram… De mogelijkheid tot het maken van verre en nabije tripjes binnen en ook buiten de stad; vergelijkbare oorden met eigen historie en vreemdere plaatsen die de horizon verbreden… Een huis met vier nationaliteiten en een vleugje drama dat de mens wel scherp houdt… Een ingetogen volk dat verblijdt wanneer je die onmogelijke woorden van ‘egészségedre’ quasi-nonchalant uit je stembanden laat weergalmen… De ronkende presentie ook, god zij geprezen, van enkele Ferrari’s en roofkapitalisten in zwaar bepantserde AMG-Mercedessen… Een tandempartner, bovendien, die binnen nu en een maand toch zeker wel uit Amerika retourneert… Een vooral een heel stel andere mensen uit andere landen met andere verhalen die eenzelfde ervaring nastreven.

Redenen genoeg, kortom, voor een tussentijdse sentimentele hartenkreet. Reden genoeg, ook, om het keeltje nu te smeren en weer op te gaan in een stad die zich als een warme deken over de mensen drapeert. Egészségedre!

Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!